Van de nood een deugd gemaakt

Vlak na de oorlog hadden de mensen het niet breed in Nederland, heel veel was vernield of kapot geschoten. Men had trauma’s van mensen die niet meer terug kwamen uit de concentratiekampen of van familie of vrienden die verongelukt waren.
Maar we moesten aan de toekomst denken. Bij ons op de boerderij in Ysselsteyn moest het bedrijf weer worden opgebouwd en het gewone dagelijkse leven moest weer op gang komen.

Mijn moeder zei vaak : “prakkezere kumpt vaan erm luuj”. En dat gebeurde ook!
Hier en daar was wel nog iets achtergebleven, restanten van het oorlogsgeweld. Er was een parachutist geland in de buurt. Moeder had vlug de parachute “ingepalmd”, je weet maar nooit, hoe het nog een keer van pas komt. Later werden er jurkjes of blouses van gemaakt voor de kinderen. Het stof was ijzersterk. Vlak na de oorlog werden er zelfs bruidsjurken van gemaakt.

Centrale verwarming was er natuurlijk nog niet. Alleen een fornuis in de keuken en een kolenkachel in de kamer. Wij moesten in de winter met onze koude voetjes onder de dekens, in een ijskoude slaapkamer, want de huizen waren nog niet geïsoleerd, zoals tegenwoordig. Maar mijn vader vond er iets op. Er lagen tientallen grote granaathulzen rond de boerderij. Vader ging er mee naar de smid in het dorp. Die soldeerde de huls aan een kant dicht en daar waar het slaghoedje had gezeten, werd een dopje ingedraaid met een ringetje er aan. Moeder vulde de kruik net voor het naar bed gaan met heet water en wij hadden een heerlijke warme kruik in bed.

Meelscheppen zoals tegenwoordig hadden we nog niet. Maar de varkens moesten wel meel over de aardappels gestrooid krijgen bij het voeren. Geen nood, we vonden een helm. Waarschijnlijk  afkomstig van een gesneuvelde militair. Deze heeft jaren als meelschep gediend.
Er zijn tientallen voorbeelden en ervaringen te noemen waarbij de achtergebleven spullen toch nog nuttig werden gemaakt. Zo was het gereedschapskistje van mijn vader ooit een munitiekistje.

“Prakkezere kumpt vaan erm luuj”.
De kruik is nog altijd te zien, ze ligt in de bedstee in Museum de Locht.
Een ander overblijfsel, uit een eerdere oorlog, is te vinden in de keuken. In een gietijzeren pot zit nog een oude kanonskogel, om mosterd fijn te malen.

Mia Litjens (oud vrijwilliger van de Locht)