Het is weer communietijd, tenminste wat er nog van over is. In onze tijd deed de hele klas de eerste communie, zonder uitzondering. Hieraan ging een hele voorbereiding aan vooraf, vooral op school.
De pastoor of kapelaan kwam één keer per week op school om over dit sacrament te praten. Ook de onderwijzer en onderwijzeres waren maanden voor de heugelijke dag bezig om ons voor te bereiden.
Dit gebeurde door te vertellen over het geloof en natuurlijk ook de biecht. Want daags voordat we de eerste communie kregen in de kerk gingen we gezamenlijk biechten. Een voor een bij pastoor in de biechtstoel. Pastoor zittend achter een doorzichtig luikje, de biechteling op de knieën voor het luikje aan de andere kant.
Ons werd verteld wat we zoal fout konden doen: ongehoorzaam aan je ouders, ruzie maken, liegen of onwaarheid verkondigen, vloeken enz. Er was altijd genoeg te biechten. Ofschoon, toen ik iets ouder werd, ik toch soms wel in herhaling ben gevallen in de biechtstoel.
Je kreeg dan de plechtige absolutie (vergeving) en een penitentie die meestal bestond uit enkele weesgegroetjes bidden in de kerk.
De dag zelf was natuurlijk zeer spannend. Niet alleen voor het feest, want dat viel nogal mee, maar we vonden toch echt dat we er nu een beetje meer bij hoorden en we voelden ons “zielsgelukkig”.
De H. Mis was meestal vroeg in de morgen, zo rond half negen. We moesten natuurlijk nog nuchter blijven voor de mis. Geen eten en geen drinken vanaf 12.00 uur ‘s nachts. Er zat meestal wel een nieuw communiepakje aan en nieuwe schoenen.
De H. Mis was prachtig, want wij stonden volledig in de belangstelling en we kregen de eerste H. Communie, de hostie nog op de tong.
Daarna vlug naar huis voor een goed ontbijt en dan kwam er familie. Niet de hele familie, dat was wel erg veel van het goede. Wel de peetoom en peettante en de opa’s en oma’s.
Cadeaus waren er ook. Ik kreeg van mijn ouders een rozenkrans en een mooi kruisbeeld. De rozenkrans heb ik bij me gedragen tot in mijn diensttijd. Niet iedere dag, maar op zondag en als je ergens naar toe ging. Het kruisbeeld heb ik nog steeds.
Van mijn peettante kreeg ik een mooi beeldje. Jezus draagt het kruis. Ik liet het mijn broer kijken en die liet het pardoes vallen, dus meteen een stuk van het kruis. Ik werd zo kwaad, dat ik de week erna al weer moest gaan biechten. Van de andere bezoekers en de buurvrouw kreeg ik centjes voor in de spaarpot.
Wat is het enorm veranderd! Ik vind dit toch jammer. Het hoeft echt niet meer allemaal zoals vroeger, maar een beetje zou wel mogen, feest met een zekere soberheid. Je hoort tegenwoordig ook vaak ouderen meesmuilend doen over hun communie. Ik denk dan, je was toen eventjes blij en dacht er destijds waarschijnlijk hetzelfde over als ik. Die geweldige overdrevenheid voor dingen waar men niet in gelooft en niets meer mee doet vind ik jammer.
Ik was zondag in een kerk waar nog enkele communicantjes zich voorstelden aan de kerkbezoekers. Heel mooi. Maar ik denk wel: “hoe vaak zouden ze na de eerste communie nog met hun ouders naar de kerk gaan?”
Ikzelf had een fijne eerste communie en heb er veel van geleerd, wat ik altijd bij me heb gedragen.
Jan Huys