Onze tractoren door de jaren heen

Bij ons thuis hadden we een gemiddeld gemengd bedrijf van ongeveer 20 ha, voornamelijk magere zandgrond. Mijn vader heeft een groot gedeelte daarvan nog ontgonnen in de jaren 1933 tot 1938. We hadden een knecht en een meid die meehielpen op het land en in huis.

Het land werd bewerkt met een paard en als er heel zwaar werk was, werd er een paar dagen een paard van de buren geleend. Ook omgekeerd was dat het geval. Het ging ook zo met bepaalde machines, zoals zaaimachine, maaimachine, aardappelrooier enz.

In de jaren 1950 gingen veel boeren emigreren, omdat hier weinig toekomstperspectief was, vond men. Zo ook Piet Boonen uit Grubbenvorst. Hij ging met zijn familie naar Brazilië. Piet was naast boer ook een technisch vernuft. Hij had, na de oorlog, van een door de Engelsen achtergelaten GMC vrachtwagen een tractor gefabriceerd. Het ding liep vooral hard. Hij kon deze natuurlijk niet meenemen naar Brazilië.

Mijn vader dacht mee te moeten in de vaart der volkeren en kocht dat ding, als ik het wel heb, voor 250 gulden. Mijn oudste broer leerde er al vlug op rijden, hij was 15 of 16 jaar oud. Ik kon als 13-jarige dan wel af en toe met het paard werken en dan kon de knecht weg.

Het tijdperk der tractoren was ook bij ons ingetreden en we kwamen er niet meer vanaf. Die GMC was uiteindelijk toch niet zo geweldig, geen aftak-as en geen hefinrichting enz.

Nadat een neefje dat op vakantie was er bijna mee verongelukte, moest die weg.

Hij werd vervangen door een grote oude blauwe Ford Major. Drie versnellingen. De derde versnelling was een soort overdrive, dan ging hij er bijna vandoor. Hij moest nog op benzine gestart worden, maar de motor liep verder op petroleum. Met ijzerdraad, hamer en nijptang kreeg je hem altijd aan het lopen, echter ook geen hefinrichting e.d.

Het werd steeds professioneler. Er kwam een groene Güldner. De Güldner deed het prima, er kwam een handbediende hefinrichting op. Ondertussen begonnen zich de contouren van een regeninstallatie af te tekenen. Dit zou een geweldige verbetering betekenen. Op die magere zandgrond groeide nu gras, suikerbieten, aardappelen en noem maar op.

De pomp moest aangedreven worden via de tractor of een stationaire motor. Elektriciteit kenden wij nog niet in 1957. De Güldner had hiervoor niet voldoende PK’s.

Dus kwam er nieuwe tractor die de waterpomp wel aan kon.

Een gele Kramer. Prima tractor die jaren dienst heeft gedaan. Omdat het water wel diep zat, moesten we de tractor in een gat zetten om het water omhoog te krijgen.

Mijn vader en oudste broer hebben het meeste met de tractoren gewerkt, ik werkte vaker met het paard. Die regeninstallatie was trouwens wel bewerkelijk. Grote haspels, zoals nu, waren er niet. Als het erg droog was, had één persoon werk om iedere 3 uur de buizen te verleggen. Geen aluminium maar gegalvaniseerde buizen van 6 meter lang.

Het was zwaar werk om hiermee door de gewassen te sjouwen.

Na mijn militaire diensttijd ben ik niet meer thuis gaan werken, mijn broer nam het bedrijf over.

Jan Huys