Melderse mosterd

Jo Nellen, 95 jaar en stond mede aan de basis  van Openluchtmuseum de Locht, vertelde het volgende verhaal:

Het moet zo rond 1930 zijn geweest, veel verder gaat mijn herinnering niet. Als kind woonde ik in het “schoolhuis” in Melderslo, rechts van het oude schoolgebouw. We woonden er met ons gezin en mijn grootmoeder. Mijn grootmoeder is in 1932 overleden.

We hadden een mosterdveldje op de plaats waar nu het transformatorhuisje staat. Een mosterdplant wordt ongeveer een meter hoog. Er komt een tros met gele bloemetjes aan. Daaruit groeien een soort peulen, waarin zaadjes zitten, de mosterdzaadjes. Die zaadjes werden verzameld. Ik weet niet of ze met de hand geplukt werden en of je ze moest dorsen. Er werden zaadjes bewaard om het volgend jaar weer in te zaaien.

Mijn grootmoeder deed de zaadjes in een gietijzeren kookpot met een kogelronde bodem. Ze goot er wat azijn en een beetje water bij en daarop legde ze een kanonskogel:  die hadden we gekregen van Gusse Grad ofwel Grad van Helden. Dan ging ze zitten en nam de kookpot tussen haar benen. Ze draaide voorzichtig de benen van links naar voren en van rechts naar achteren. En dat steeds sneller, maar ook niet te snel  want dan vloog de kogel uit de pot.  Dat ging zo een tijdje door totdat de mosterd klaar was om in een pot of potjes te doen.  De kookpot met de kanonskogel zijn nog te zien in de Locht.

Mosterd is een smaakmaker, gezond en licht verteerbaar. Mosterd maak je van de zaadjes van de mosterdplant, een kruisbloemige. De plant lijkt een beetje op koolzaad. Vanaf maart kun je mosterdzaadjes buiten zaaien. De plant groeit als kool! De blaadjes van jonge plantjes zijn eetbaar, pittig van smaak, een beetje als radijs. De plant bloeit in de zomer en krijgt dan een tros met gele bloemetjes, waaruit zich zaadpeulen vormen. Die staan dwars op de stelen en in deze peulen, ook wel hauwen genoemd, bevinden zich de zaadjes. Als de peulen lichtbruin zijn, zo in het najaar, kun je ze oogsten. Een stuk of tien planten leveren ongeveer een pond zaden.

Die peulen moet je dorsen. Dat deed men vroeger door de peulen in een juten zak te doen, die goed werd dichtgebonden. Vervolgens sloeg je met een flinke stok op de zak, terwijl je die af en toe omdraaide. De zaadjes zijn zwaarder dan het afval. Door alles daarna in een wan heen en weer te bewegen blijven de zaadjes onderop liggen en kun je het afval verwijderen.

Mosterd kun je goed zelf maken. Je kunt de zaadjes zelf fijn malen, of mosterdpoeder kopen. Voeg er azijn, water en zout aan toe. Dat is de basis. Voor de kleur kun je kurkuma toevoegen. Je maakt de mosterd helemaal zoals je die zelf lekker vindt, door er kruiden, suiker of honing aan toe te voegen. Om grove mosterd te krijgen voeg je hele zaden toe.

 Op het etiket van de gele mosterd, die wij in Nederland meestal kopen staat  Franse mosterd. Deze wordt in de keuken het vaakst  gebruikt en is ook het goedkoopste. De substantie kan verschillen omdat er verdikkingsmiddel kan zijn toegevoegd.  Andere mosterdsoorten zijn vaak gemaakt naar streekreceptuur en genoemd naar de herkomst, bijvoorbeeld Zaanse- Groningse- en Dijonmosterd. Een scherpe en speciale smaak krijg je door de toevoegingen van verschillende kruiden en bruine en zwarte mosterdzaadjes. De mosterdplant wordt ook veel verbouwd om de bodemstructuur te verbeteren, het is een natuurlijke groenbemester. Dan wordt de plant in zijn geheel omgeploegd.

Marlé de Laat