Van stadse naar plattelandsvrouw

Vanwege het beroep van mijn man moesten wij met ons gezin verhuizen, van de stad naar het platteland. Dat vond ik heel vervelend. Ik had hoegenaamd niets met het plattelandsleven, was bang voor al die beesten en vond de geur afschuwelijk. In de loop der jaren raakte ik gewend aan de manier van leven en leerde het waarderen. Nu zou ik niet meer anders willen. Ik geniet van de vrijheid, het uitzicht en de ruimte om me heen.

We kregen een huis met een schuur en een beetje grond. Overal zag je dieren rond het huis lopen en dat wilde ik ook. We legden een weitje aan en er moest een paardje komen, dat stond zo lekker gezellig en landelijk. We kochten een pony. “Het beest is wel drachtig”, zei de eigenaar, “maar dat is geen probleem. De geboorte gaat vanzelf, daar heeft hij niemand bij nodig.” Dat namen we voor zoete koek aan. Brokken, hooi, wortelen en stro werden aangeschaft. We waren er helemaal klaar voor. Ik leerde de stal uitmesten, we kregen een mestvaalt en in het voorjaar gebruikten we de mest voor de groentetuin.

En… op een morgen lag er een veulen in de stal. Het beestje kon nog niet op zijn pootjes staan. Ik keek naar de merrie en aan zijn achterlijf hing van alles, dat kon nooit goed zijn.  Ik holde naar binnen en maande mijn man meteen de veearts te bellen met de mededeling: “Al zijn ingewanden hangen eruit!”. Binnen een kwartier stond de veearts voor de deur. We liepen de stal in en hij begon keihard te lachen. “Dat krijg je als burgermensen willen gaan boeren. Het is de nageboorte en als je nog even had gewacht, was die weggeweest, de merrie eet alles op!” Een pony met een veulen in de wei, het zag er inderdaad leuk uit. Het beest begon echter met de achterpoten te slaan, wanneer ik in de buurt wilde komen. Uiteindelijk hebben we afscheid moeten nemen van moeder en zoon. Een boer had nog een plekje in de wei voor het stel en ze leefden nog lang en gelukkig.

Intussen kregen we kleinkinderen. Wat zou het leuk voor ze zijn, iets van dieren om naar te kijken. Kippen, daar had je ook wat aan, die legden eieren. Het werden sierkippen, niet van die lelijke leghennen. Ze legden kleine eitjes, maar die smaakten wel. Uiteindelijk viel dat leggen tegen, in de wintermaanden moest je ze wel voeren, maar geen ei! Geen nood, de kleinkinderen genoten van hun aanwezigheid. Totdat onze kleinzoon naar binnen kwam met de mededeling “ze doen het niet meer”. Meteen ging ik kijken en roerloos lagen de beestjes daar met de pootjes in de lucht. De reden van hun overlijden is tot op heden een raadsel gebleven. Einde kip!

“Ik heb een leuk geitje voor jullie.”, vertelde iemand een tijdje later tegen mijn man. Oh, maar dat is leuk voor de kleinkinderen. Hokje getimmerd, want het beestje moest natuurlijk wel een riant onderkomen krijgen. Hekwerk geplaatst en vóór dat hekwerk stond nog een mooie beukenhaag. Een super verblijf voor het toekomstige geitje. Het was een grappig beest en de kinderen genoten ervan. Je rook het beest wel, maar dat namen we voor lief. Leuk, tot de buurman kwam vragen of ik de geit uit zijn tuin wilde halen. We hadden de springcapaciteit van het beest onderschat. En van de mooie beukenhaag restten enkel nog stompjes. Er diende zich een oplossing aan. Het was bijna Geitenkermis in Broekhuizen en ze konden het beest prima gebruiken. “Hij is eenzaam en gaat naar een vriendje”, vertelde ik mijn kleinzoon.

De wei werd tuin. We genieten van de vogeltjes, de eekhoorntjes, de konijntjes, de egels en af en toe komt er een fazant op bezoek. We beperken onze veestapel tot twee honden, die hebben nu alle ruimte. Het is te overzien. De ervaring heeft geleerd dat de transformatie van stadse naar plattelandsvrouw er voor mij niet in zit!

Marlé de Laat