Een ommetje Melderslo

Het Melders Ommetje is een wandelroute met diverse historische verhalen, de route is bewegwijzerd en in beide richtingen te volgen.

Vanaf Openluchtmuseum de Locht loopt de route via de Broekhuizerdijk,  langs het natuurgebied de Lummerick en daarna, een smal paadje naast een weiland volgend, naar de Kasteelse bossen , “de Moelbaerenbos”, zoals dat plaatselijk wordt genoemd. In dit bos groeiden tot 1960 nog veel wilde bosbessen, moelbaeren  ( Vaccinium Myrtillus ). Destijds gingen veel kinderen daar bosbessen plukken. Tegenwoordig komen deze wilde bosbessen nog maar sporadisch voor in het bos. De oorzaak hiervan is onduidelijk, waarschijnlijk door te dichte begroeiing.

Eind 40er jaren woonde aan de Venrayseweg in Horst boomkweker van Well. Wanneer hij  met zijn kinderen ging wandelen in het bos, merkte hij, dat ze graag de rijpe bosbessen zochten en plukten. Zodoende  kwam hij op een idee. Hij oriënteerde zich op de teelt van bosbessen, die in de Verenigde Staten al vergevorderd was en kocht daar een veredeld soort blauwebessenplanten. Hij verhuisde naar Helenaveen, daar was veengrond en plantte er een perceel  blauwe bessen aan. Dit was het begin van de bosbessenteelt die later hier in de omgeving  een grote vlucht zou nemen. 

“De pijp uitgaan”

Midden in de bossen van Kasteel Wittenhorst ligt de eendenkooi, (het endekuulke), die al lang niet meer als eendenvangkooi in gebruik is. Deze bestaat uit een klein open ven, met in een hoek een doodlopende sloot, de pijp genaamd. Aan het einde van de pijp zat een vangkooi.

Als de heer van het kasteel vroeger graag eend op het menu had, gaf hij de kooiker opdracht eenden te vangen. Deze kwam dan, samenwerkend met zijn kooikerhond, in actie. De hond lokte de eenden richting de pijp. Als ze vóór in de pijp waren, kwam de kooiker zelf tevoorschijn vanachter de camouflageschermen, die in de buurt van de pijp stonden.

Hij dreef de eenden verder waardoor ze in de vangkooi liepen. Meestal om vervolgens te eindigen in het kasteel op het menu of bij de poelier. Het gezegde de pijp uit gaan, dood gaan, is hiervan afkomstig. Op deze manier werden vroeger, tot 1920, veel wilde eenden gevangen. De meeste eendenkooien zijn er niet meer. Het is algemeen bekend dat er op het eiland  Terschelling nog enkele in bedrijf zijn.

De eendenvangst was niet alleen van belang vanwege het vlees maar ook vanwege de veren. Er was toen een levendige handel in eenden- en ganzenveren, die gebruikt werden voor het vullen van dekbedden, in het dialect pulfen genaamd. Die waren hard nodig, de winters waren strenger, er was geen centrale verwarming en de huizen waren niet goed geïsoleerd. Veel kinderen van grote gezinnen, sliepen tot 1950 nog op open zolders, onder de pannen. Als het in de winter hard vroor, lag de rijp op de dekens en stond ‘s morgens de “pispot” bevroren onder het bed. Maar onder het dekbed, gevuld met veren, was het heerlijk warm. De veren fungeerden als een perfecte isolatie. Er was destijds nog geen goede vervanging voor, de eenden- en ganzenveren bewezen de mens hiermee een bijzondere dienst.

Konijnswarande

Het pad gaat verder door het heuvelachtige bos, hier bevinden zich oude grafheuvels waar ooit urnen zijn gevonden. Daar mag niet meer gegraven worden, het is beschermd gebied. ( konijnen hebben wel toestemming! )   We komen nu in het gehucht, de Konijnswarande. Kastelen hadden soms een waranda als jachtgebied. Dat was een door bomen en meidoornhagen omheind  perceel akkerland, waar kleinvee vertoefde. De omheining zorgde ervoor, dat ander loslopend vee niet in de waranda kon komen.

Telgen van adellijke families konden toen al in de aanwezige literatuur kennis opdoen over de inrichting van een waranda. Zo lezen we in een handleiding, uit 1604 “De  Veltbouw en de Landwinnige” door  M. Kaerlo Stevens en M. Jan Libaut: De Warande :

Capittel 1

Men sal maecke een warande op een ofte twee bunder landts op een hoge plaetse  tussen beplantingh ende het bosch vande opghaende boomen, die aen de sonne staet en niet waterachtich is, want behalven noch dattet conijn sehr hatet de vochtichheidt ende coude so behoevet om het gherief van sijn holen te sijn in een plaetse waert nae sijn beliefte mach graben  enz.

Capittel 2  

Men sal in dit parck planten seer veel bomen, moerbesieboomen, sleen en brem ende sehr veel jeneverboomen, want het conijn etet niet liever dan jeneverbesschen  ende ook conijnencruidt enz.

Waarschijnlijk was dit terrein, evenals de eendenkooi dichtbij het kasteel, een afgebakend terrein, ten dienste van kasteel Wittenhorst. Daaraan dankt de huidige Konijnswarande zijn naam. Uit overlevering is bekend dat hier begin 1900 enkele wevers woonden. Toen was het nog goed vissen in de nabij stromende Molenbeek.

De route loopt verder over een verhoogd terrein, de Heuvelweg. Wij kennen hier in de omgeving geen hoge bergen, een kleine verhoging mag dan gerust een heuvel heten.Via het Gussekuulke en de Koppertweg, beide benamingen zijn afkomstig van eeuwenoude boerderijen, komt je na 5 km stappen, weer terug bij het museum.

Piet Lenssen