De Toer (3 van 3)

Persoonlijk vind ik de toer een van de mooiste voorwerpen uit deze streek, een typische plattelandsdracht! Over die toer ga ik in het kader van “Gesloten maar niet op slot” in een aantal afleveringen een verhaal vertellen. Dit is het derde en voorlopig laatste deel.

In rouwtijd, één jaar en zes weken na een overlijden, droeg men een zwarte toer, de rouwtour. Voor de zware rouw, bij de dood van een directe naaste, vader, moeder,kind, broer of zus droegen de vrouwen een tour, waarin geen kant of een glanzende stof was verwerkt. Kant was te frivool. Meestal gebruikte je hiervoor zwarte crêpestof, die geplooid werd verwerkt, vandaar de naam tranencrêpe! Bij lichte rouw, neef, nicht, buur of vriend mochten er wel zwarte bloemetjes op komen of een versiering van tule. Vaak gingen de vrouwen de rest van hun leven in rouw, echter na hertrouwen droegen ze weer een witte toer. Dat hertrouwen gebeurde vaak, zeker wanneer de weduwe met een jong gezin achterbleef. De boerderij moest bestierd worden en de kinderen hadden een “vader” nodig. De pastoor bracht meestal de oplossing, hij zocht een nieuwe echtgenoot. In zo’n geval was de pastoor dus ook huwelijksmakelaar.

De toer werd gemaakt door de toerenmaakster of mutsenmaakster, een belangrijk persoon in het dorp. Je gaf haar een opdracht en bracht de versieringen die erop moesten komen mee. Het was niet altijd zeker of zij die versieringen ook ging gebruiken, want zij moest voorkomen, dat een eenvoudige boerin een mooiere toer droeg dan bijvoorbeeld de vrouw van de burgemeester. Aan de hand van de toer kon je de status van de vrouw aflezen. Rijke mensen hadden mooie kostbare, aparte versieringen op de toer en er werd veel echte handgekloste kant in verwerkt. De gewone boerin kocht de versieringen bij de marskramer die langs de deur kwam, of in een manufacturenwinkel. Soms werd er in de toer een varkenshaar verwerkt, om vruchtbaarheid af te smeken, een varken krijgt heel veel biggen. Men hoopte, dat de vrouw ook veel kinderen zou baren. Rijke vrouwen lieten mooie dingen meebrengen uit het buitenland. Daarnaast had je de toeren- en mutsenopmaakster. Zij zorgde voor de reiniging en het herstel van de toer. De diverse onderdelen werden door haar losgetornd, gewassen, opnieuw gesteven en er weer opgenaaid. Een heel karwei. Onder de toer zat de muts en daaronder een zwart mutsje, maar daarover vertel ik later meer.

Marlé de Laat